De vraag : een school ontwerpen voor leerlingen met meervoudige beperkingen in een oude beschutte werkplaats en een aanpalende loods van 45m diep en 7m hoog, met daar tussenin een niveauverschil van anderhalve meter. Niet evident. Maar de leegte van de loods is een opportuniteit om de leerlingen eindelijk eens de nodige bewegingsvrijheid te geven. We ambiëren een open, beweeglijke ruimte om te leren en te ontmoeten. Een overzichtelijke ruimte waarin ieder – naar gelang de mogelijkheden – maximaal zelfstandig kan gedijen. Een ruimte die zich richt naar de mogelijkheden van mensen i.p.v. hun beperkingen. In de grote loods stapelen we de klassen en leefruimtes tegen de buitengevel over twee verdiepingen, waarmee we centraal een mooie open ruimte overhouden. Daarin hebben we de plaats om de het bestaande niveauverschil met een helling te overbruggen. Deze helling werken we verder uit tot een slinger die alle niveaus aan elkaar rijgt. Onderweg creëren we allerhande leer- en ontmoetingsplekken op tussenniveaus. Vanaf ieder bordes valt iets te beleven. En ieder kan overal op eigen kracht naar toe. De open ruimte zorgt voor overzicht en de kleurrijke volumes van de verschillende clusters voor oriëntatie. De mix aan open ontmoetingsplekken en af te sluiten leefruimtes, aan open leeromgeving en klassen, geeft begeleiders en leerlingen steeds de mogelijkheid om af te wisselen tussen prikkelarm en uitnodigend, tussen gezamenlijke instructie, kleinere groepsvormen, zelfstandig werk of individuele begeleiding en therapie. Nog meer dan in andere scholen is iedere leerling uniek. Het moet in dit gebouw een plezier worden voor zowel leerlingen als begeleiders om telkens opnieuw aangepaste en niet-vanzelfsprekende leertrajecten te bedenken en zich eigen te maken. En intussen hopen we dat noodzakelijke verplaatsingen niet langer een bron van frustratie vormen, maar dat de hellingen en de helderheid uitnodigen tot rond vlinderen, flaneren en ontmoeten. Iedereen in principe even vrij en zelfstandig.